Bochten
Bij een lange rechtstand kan tijdens warm weer een aanzienlijke drukspanning in het beton worden opgebouwd. Wanneer deze rechtstand overgaat in een bocht met een kleine straal (< 250 m), dan kan de druk zo groot worden dat de verharding in de bocht naar buiten wordt weggedrukt. Om dat te voorkomen wordt kort voor de bocht (nabij het tangentpunt) een uitzetvoeg aangebracht. Afhankelijk van de booghoek kan het ook nodig zijn om in de bocht een of meer uitzetvoegen te maken. Deze worden aangebracht op onderlinge afstanden van ten hoogste 1,5 maal de bochtstraal, met een minimum van 50 m. Tussen de uitzetvoegen wordt het voegenpatroon zo goed mogelijk doorgezet. De figuren 5.1 a en b tonen waar uitzetvoegen in een bochtgedeelte van een betonnen fietspad moeten worden aangebracht.
In wegen met een langsvoeg (wegbreedte > 5,0 meter) worden de koppelstaven ter plaatse van een bocht met een straal kleiner dan 600 m verdeeld over het middelste derde deel van de plaatlengte (figuur 19).