Consistentieklassen
Consistentie van betonspecie wordt omschreven als het plastisch gedrag van betonspecie, met name de gevoeligheid voor vervorming en ontmenging onder invloed van eigen gewicht of toegevoegde energie in de vorm van trillingen of druk.
Meetmethoden
In NEN 8005 is de verwerkbaarheid van beton vastgelegd in een aantal consistentieklassen. De consistentie kan worden benoemd tussen 'droog' en 'zeer vloeibaar'. Voor de verschillende consistentieklassen zijn in de norm verschillende meetmethoden benoemd: verdichtingsmaat, zetmaat en schudmaat. In de tabel is de maatgevende meetmethode voor een consistentie vet gedrukt. Voor aardvochtig beton is dus de verdichtingsmaat maatgevend.
Aardvochtig beton
Voor de uitvoering van een betonweg vindt intensief overleg plaats tussen de aannemer en de leverancier van de specie. Dit omdat het betonmengsel moet worden afgestemd op de slipformpaver en de omstandigheden tijdens de uitvoering. Zo hebben onder andere de ondergrond en de omgeving veel invloed op het eindresultaat.
Een betonweg wordt gemaakt met aardvochtig beton. Achter de slipformpaver zal de betonbaan op eigen kracht, vormvast moeten blijven staan. Dit noemen we groene sterkte. De verwerkbaarheid van de betonspecie zal liggen in de consistentieklasse C1 met een verdichtingsmaat van ongeveer 1,2 tot 1,4. Groene sterkte vraagt van het betonmengsel - naast een goede korrelopbouw van het toeslagmateriaal - een laag watergehalte. Bij een teveel aan water, zal het beton gaan vloeien en de groene sterkte worden doorbroken.
Watergehalte
Het watergehalte in de betonspecie is dus een kritische parameter. Voor het zetten van een bezemstreek is echter ook voldoende pasta aan het oppervlak nodig, wat eerder vraagt om meer dan om minder water. Als de specie te veel water bevat, zullen de zijkanten van de betonbaan achter de slipformpaver uitbuiken. Men spreekt dan over 'afhangende kanten'.