Beschrijving maatregel
Voorbereiding
Van tevoren is het belangrijk om de oorzaak van de geconstateerde schade vast te stellen. Ook moet de omvang van het reparatiewerk nauwkeurig bepaald worden. Verder is er geen specifieke voorbereiding nodig.
Voor het oppersen en/of opvullen is het nodig om in de plaat gaten te boren volgens een bepaald patroon. Deze boorgaten moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
Type fundering | Gebonden | Ongebonden |
Boorpatroon | twee tot drie langsrijen, in paren | |
Doorsnede boorgaten | 40 ... 50 mm | |
Diepte boorgaten | dikte betondek + 2 m | afhankelijk van de oorzaak van de problemen |
Afstand tot de dwarsvoeg of dwarsscheur | 0,5 ... 1,0 m | 0,5 ... 0,8 m |
Afstand tot langsvoegen | 0,5 ... 1,0 m | < 1,0 m |
Afstand tussen de boorgaten in het boorpatroon | 1,5 ... 2,0 m | 1,0 ... 2,0 m (bij plaatsing > 6 m, maximaal 2,5 m) |
Uitvoering
Nadat de gaten zijn geboord, worden deze alle, op één na, voorzien van een plug. Het gat zonder plug is bedoeld voor de spuitlans. Met de spuitlans wordt onder druk grout onder de betonplaat in de holte aangebracht. Bij voldoende druk wordt de plaat opgeperst. Daarna zijn systematisch de overige gaten te behandelen. Grout bestaat uit cement, klei, leem, water en een versneller voor de verharding. Na het oppersen van de plaat of het opvullen van de holte worden de boorgaten gevuld met een snelhardende PC-, PCC- of CC-mortel (zie ‘Betonreparties’). Ook moeten de voegvullingen worden hersteld.
Voor het ‘oppersen en/of opvullen’ zijn onder andere nodig:
- een boor voor het boren van de gaten met een diameter van 40 tot 50 mm;
- een pomp en spuitlans voor het inbrengen van de cementslurry;
- houten pluggen;
- snelhardende PC-mortel;
- voegvullingsmateriaal.
Resultaat
Het toepassen van ‘oppersen en/of opvullen’ heft de verticale plaatbeweging op. Eventuele oneffenheden verdwijnen. Afhankelijk van het mechanisme achter de oorzaak van de plaatbeweging of oneffenheid zal de maatregel meer of minder succes hebben.