Plaat geheel of gedeeltelijk vervangen
De reparatietechniek ‘plaat geheel of gedeeltelijk vervangen’ is in vrijwel alle gevallen toe te passen. Afhankelijk van de noodzaak tot vroegtijdige openstelling kan een conventionele betonmortel of een (zeer) snelverhardende betonmortel worden toegepast.
Het geheel of gedeeltelijke vervangen van een betonplaat kan plaatsvinden bij de volgende schades:
- dwarsonvlakheid door een verstoring van de ondergrond of fundering, of door een ongelijkmatige vervorming van de ondergrond;
- oneffenheden als gevolg van doorbuiging van platen door wiellasten (trapjesvorming);
- gebreken aan de vlakheid van het wegoppervlak door een slechte betonkwaliteit en/of verontreinigingen;
- afwateringsproblemen door onvoldoende verkanting of dwarshelling;
- afwateringsproblemen door hoogteverschillen ter plaatse van de langsvoeg;
- scheurvorming;
- plaathoekbreuk;
- spatplaten (in combinatie met het aanbrengen van een extra uitzetvoeg);
- te grote voegwijdte in combinatie met hoogteverschillen vanwege een foutieve constructie van de voeg, ontbreken of defecteren verankering.