Slipformpavers
Een slipformpaver is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
- Het spreidgedeelte waarmee de betonmortel gelijkmatig en homogeen in de baan voor de machine wordt gebracht en grof geëgaliseerd met behulp van een spreidworm of verdeelschop.
- Het verdichtingsgedeelte bestaande uit een aantal instelbare hoogfrequente elektrische of hydraulische trilnaalden.
- De instelbare profielpan. Dit is een instelbare mal, die nauwkeurig de vorm van de verharding bepaalt, bijvoorbeeld ‘op een oor’ of dakprofiel, en afstrijkt.
- De glijdende bekisting voor de zijkanten.
- Een zware afreibalk met een intensiteit tot 90 slagen per minuut.
- Een supersmoother. Dit is een lange, brede mechanische plakspaan die zowel in langs- als dwarsrichting heen en weer beweegt.
- Eventueel een zogenaamde floatingpan. Dit is een 0,50 m brede plaat, die na de supersmoother door de paver wordt meegetrokken voor een zo dicht mogelijk oppervlak.
- Een werkplateau dat achter de slipformpaver, langs een draad of handmatig wordt voortbewogen. Vanaf het werkplateau wordt de bezemstreek aangebracht en wordt eventueel het nabehandelingsmiddel (curing compound) aangebracht. Het werkplateau kan ook als foliewagen dienen waarmee het beton kan worden afgedekt tegen uitdroging.
- Eventueel deuvel- en koppelstaaf-intrilapparatuur. Deze apparatuur maakt het mogelijk om, terwijl de slipformpaver zich voortbeweegt, de deuvels en koppelstaven op de vooraf ingestelde plaatsen en diepte en onderlinge afstand in te trillen. De intrilapparatuur blijft daarbij korte tijd stilstaan. Deuvel- en intrilapparatuur is alleen aanwezig op grote slipformpavers (breder dan circa 6 m).
Bij de grote slipformpavers wordt in sommige situaties gebruik gemaakt van een zogeheten tweelaagsslipformpaver. Deze tweelaagsslipformpaver brengen, zoals reeds uit de naam blijkt, twee lagen in een enkele arbeidsgang aan. Dat betekent dat deze slipformpavers uitermate geschikt zijn om twee afzonderlijke betonsoorten met een paver te verwerken. Bijvoorbeeld een goedkopere grindbeton als onderlaag en een speciale bovenlaag voor een uitgeborsteld betonoppervlak.
Wanneer met geleidedraden wordt gewerkt, kan de referentiehoogte worden gerealiseerd met geleidedraden aan weerszijden van de paver of bij een maximale breedte van 3,5 m met een geleidedraad aan een zijde en een dwarshellingsautomaat op de slipformpaver. Wanneer er sprake is van een aansluiting aan een reeds eerder aangelegde betonstrook, kan de referentiehoogte eenzijdig worden afgeleid met behulp van een taster op het oppervlak van de bestaande strook. De richtingsturing vindt plaats aan een zijde, links of rechts. De hoogtesturing kan aan beide zijden van de paver kan plaatsvinden. Een hoogtesturing aan beide zijden is vooral bij grotere breedten (> 4 m) aan te bevelen.
Hoewel de slipformpaver beperkte hoogteverschillen in de ondergrond kan overbruggen, mogen deze verschillen niet te kort op elkaar voorkomen. De responstijd en hefsnelheid van de cilinders voor de hoogteregeling van de slipformpaver, geven een vertraagde reactie. Daarom is een vlakke ondergrond voor de rupsen noodzakelijk.
Wanneer op de slipformpaver een 3D-besturingssysteem is aangebracht, kan de slipformpaver volgens een digitaal ontwerp (CAD) de verharding aanleggen. De paver maakt dan geen gebruik van vooraf uitgezette pennen en geleidedraden. Een of twee sensoren leveren informatie over de langs- en dwarshelling van de te maken betonverharding. Een of twee zelfvolgende ‘tachimeter’ zenden met behulp van een radioverbinding constant gegevens door over de positie van de slipformpaver. Door de plaatsbepaling van de prisma’s wordt de exacte positie van de instelbare profielpan berekend. Een computer op de slipformpaver projecteert de data van de sensoren en de ‘tachimeter’, alsmede de richting in het digitale ontwerp. Het verschil wordt aan de slipformpaver doorgegeven met als gevolg een permanente aansturing, zowel in hoogte als in richting. Er zijn naast het systeem ‘tachimeter’ ook nog andere systemen zoals auto-pilot en 2-D+GPS.