Aanbrengen van voegen
Voegen kunnen worden aangebracht door deze te zagen, of als stortvoeg uit te voeren. Krimpvoegen worden in dwarsrichting altijd gezaagd; langsvoegen kunnen als stortvoeg worden toegepast.
Voor de uitvoering van de stortvoeg zijn verschillende werkwijzen mogelijk. Deze worden uitgebreid behandeld in het onderdeel ‘Uitvoering betonverhardingen’. Hier wordt alleen opgemerkt dat het de voorkeur heeft om bij het storten van uitzetvoegen het beton tijdens het aanbrengen circa twee meter door te zetten en het vervolgens, na verharding, door te zagen.
Tijdens het zagen van de voegen kan schade ontstaan aan de voegkanten. De samenstelling van het beton speelt hierbij een rol. Het hergebruik van gebroken betonpuin als toeslagmateriaal is hierbij niet altijd voordelig. De hardere gebroken toeslag neemt bij het zagen meer energie op dan grind of steenslag, waardoor het zaagproces enigszins stokt en het zaagblad gaat trillen. Hierdoor kunnen microscheurtjes ontstaan. Na verloop van tijd kunnen de voegranden op deze plaatsen gaan afschilferen. Hetzelfde doet zich ook voor bij het gebruik van zeegrind met een hoog vuursteengehalte. Onder certificaat leverbaar zeegrind met een gering vuur- steengehalte heeft dan ook de voorkeur. Ook bij verontreinigd toeslagmateriaal en bij zwakke toeslagmaterialen kan bij inzagen voegkantschade optreden.
Bij het aanleggen van een betonverharding moet het zagen van voegen als een kritische activiteit worden aangemerkt. Belangrijke aandachtspunten zijn:
- het moment van zagen moet zorgvuldig worden bepaald;
- de uitvoering vereist vakmanschap;
- de volgorde van zagen is belangrijk;
- er moet tot de juiste diepte en in de juiste richting worden ingezaagd;
- bij vloeistofdichte verhardingen dient het applicatiebedrijf te beschikken over een KOMO-procescertificaat;
- het zagen gebeurt grotendeels buiten normale werktijden.