Opzagen van de voegen en voegdimensionering
Een goede voegdimensionering is de basis van een goed functionerende voegafdichting. Een in vers beton gezaagde voeg is meestal 3 mm breed. Dit is te smal om een goed functionerende afdichting te verkrijgen. Daarom moet voor het aanbrengen van een voegafdichting de eerder aangebrachte zaagsnede worden verruimd tot de gewenste breedte en diepte. Dit zogeheten opzagen dient om de breedte van de voeg in overeenstemming te brengen met de vervormingseigenschappen van het voegafdichtingsmateriaal. Het verbreden kan plaatsvinden door zagen, maar ook door slijpen of frezen.
Tussen het inzagen en het opzagen geldt een termijn van minimaal 28 dagen. Deze is ten eerste nodig in verband met de voegbreedte-ontwikkeling bij werkende voegen. In de tweede plaats moet het beton voldoende zijn uitgehard om het voorstrijkmiddel te laten hechten. De termijn is bij voorkeur langer dan de genoemde 28 dagen, zodat de werkende voegen beter kunnen worden herkend. Hierdoor is het beter mogelijk de juiste breedte van de voeg te bepalen.
Het opzagen gebeurt met een of meer zaagbladen en onder toevoeging van water. Hierbij moet erop worden gelet dat het slijpsel met de verkanting mee door de voeg afvloeit. Het is daarbij van groot belang dat de voeg wordt schoongemaakt. Moderne zaagmachines kunnen het zaagslem afzuigen. De bij het opzagen vrijkomende cementpasta wordt hiermee verwijderd en verhardt niet in de krimpvoeg. Is de zaagmachine niet voorzien van een afzuiginrichting, dan moet de voeg met water worden schoongespoten en de slem met een veegzuigauto worden opgezogen. Omdat de zaagslem direct wordt verwijderd, wordt tegenwoordig geen voegenkoord meer toegepast.
Bij de voegdimensionering moet rekening gehouden worden met de soort voegafdichting, de breedte van de voeg en de temperatuur tijdens het aanbrengen van de voegafdichting. Voor het bepalen van de breedte en diepte van de voegen zijn verschillende normen, specificaties van leveranciers en BRL’s beschikbaar. In de navolgende paragrafen wordt de voegdimensionering voor verschillende voegafdichtingsmaterialen besproken. Tabel 3 geeft een overzicht van de vereiste dimensionering van het voeglichaam bij verschillende voegafdichtingsmaterialen.
Voegopening (breedte scheur) | Breedtehoogteverhouding van lichaam voegdichting | |||
Bitumineuze voegvulmassa | Polysulfide tweecomponenten | PUR tweecomponenten | EPDM | |
tot 2,5 mm | 8 mm x 12 mm | 12 mm x 10 mm | 12 mm x 10 mm | 8 mm x 27 mm |
2,5 tot 3,0 mm | 10 mm x 15 mm | 12 mm x 10 mm | 12 mm x 10 mm | 10 mm x 27 mm |
3,0 tot 3,5 mm | 12 mm x 18 mm | 15 mm x 11 mm | 15 mm x 11 mm | 12 mm x 27 mm |
3,5 tot 4,0 mm | 15 mm x 23 mm | 18 mm x 12 mm | 18 mm x 12 mm | 15 mm x 27 mm |
4,0 tot 5,0 mm | 20 mm x 30 mm | 20 mm x 13 mm | 20 mm x 13 mm | 20 mm x 27 mm |
5,0 tot 7 mm | n.v.t. | n.v.t | n.v.t. | 25 mm x 27 mm |
De wanden van een voeg moeten met een hechtmiddel of primer worden voorbehandeld. Wanneer er bitumineuze voegvullingsmaterialen worden toegepast, dan moet de voeg circa 8 mm breed en 25 à 30 mm diep zijn. Bij toepassing van voorgevormde profielen kunnen deze maten afwijken, afhankelijk van het materiaal, het profiel en de voegwerking. Voorgevormde profielen worden in de voeg geklemd en behoeven meestal geen voorbehandeling. Bij vliegveldverhardingen wordt lijm als glijmiddel gebruikt om het inbrengen van profielen gemakkelijker te maken. De precieze opzaagbreedte en -diepte hangen samen met het type voegafdichtingsmateriaal.