Uitzetvoegen
Bij het stijgen van de temperatuur zet beton uit. Het beton zelf kan de hierdoor ontstane drukspanningen goed opnemen. Aanliggende verhardingen en kunstwerken kunnen dit echter vaak niet. Daarom zijn uitzetvoegen en voegovergangen nodig om de horizontale druk op andere verhardingen of op civiele constructies tegen te gaan. Uitzetvoegen, ook wel dilatatievoegen genoemd, komen voor bij:
- op elkaar aansluitende (eventueel kruisende) betonverhardingen, om te verhinderen dat de ene verharding de andere wegdrukt;
- verhardingen met een boogstraal kleiner dan 250 m, om het ‘uit de bocht drukken’ en beschadigen van het beton te voorkomen;
- verhardingen dunner dan 150 mm, om spatten te voorkomen. Bij de voor fietspaden aanbevolen betondikte van 0,15 tot 0,16 m kunnen in de rechtstand de uitzetvoegen dus achterwege blijven, maar bij bochten zijn ze wel nodig;
- betonconstructies waarbij geen beëindigingsconstructie met grondankers wordt toegepast.
Bij kruisende betonwegen mogen in de uitzetvoegen geen deuvels worden toegepast wanneer in die wegen horizontale verplaatsingen kunnen voorkomen, die loodrecht op de deuvels staan. Wanneer er echter toch deuvels nodig zijn, bijvoorbeeld bij zwaar verkeer kunnen in plaats van deuvels onderslagplaten worden toegepast.
De uitzetvoegen worden met een veerkrachtig en duurzaam materiaal gevuld, zoals ethafoam of geperste vezelplaat. Om het indringen van water tegen te gaan, wordt het bovenste gedeelte van de voeg afgedicht, bijvoorbeeld met een bitumineus voegvulmateriaal of een voegprofiel. Als voegafdichting wordt bij uitzetvoegen ook tweecomponenten-polysulfidevoegvulmassa gebruikt.
Het aantal uitzetvoegen dat nodig is, hangt ook af van het seizoen waarin de betonverharding wordt aangelegd. Bij aanleg in koudere perioden zijn meer uitzetvoegen nodig. Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden in welk jaargetijde de betonverharding wordt aangelegd.