Stroefheid
De stroefheid van een wegoppervlak wordt gekenmerkt door verschillende componenten in de wrijving tussen wegoppervlak en het rubber van de band. Het type wegdek en de eigenschappen van de band bepalen de mogelijke wrijving. De stroefheid van een wegdek is van groot belang, omdat deze het remvermogen bepaalt en daarmee ook de afgelegde remweg én de (voertuig)stabiliteit. Op een onvoldoend stroef wegdek kan een voertuig mogelijk niet op tijd tot stilstand worden gebracht en in bochten zal het voertuig niet of niet voldoende de rijrichting kunnen aanhouden.
De macro- en microtextuur bepalen in hoofdzaak de stroefheid van een betonnen wegdek. De macrotextuur wordt gevormd door het toegepaste mineraalaggregaat (steenslag en grind) of de door de bezemstreek ontstane ‘rillen’. Deze ruwheid bepaalt het water- en vuilbergend vermogen van het wegdek en de mate waarin de band zich rond de oneffenheden in het wegdek kan vormen. Hierin vallen niet alleen de steenslagkorrels, maar bijvoorbeeld ook de voegen in de betonverharding. De microtextuur betreft de ruwheid van de afzonderlijke steenslagkorrels of de door de bezemstreek ontstane ‘rillen’.
Duurzaam stroef: effect van soort steenslag
Bij betonverhardingen wordt ofwel direct op de steentjes in het oppervlak gereden (uitgeborsteld beton) ofwel op de door de bezemstreek ontstane ‘rillen’. Voor het lange duur gedrag van uitgeborstelde betonverhardingen is met name de kwaliteit van het steenslag bepalend. De belangrijkste factoren zijn in dit verband het percentage gebroken oppervlak (NEN-EN 13043) en de polijstweerstand.
Wanneer de macro- en microtexturen onder invloed van het verkeer en de weersomstandigheden gepolijst worden, neemt de stroefheid af. Dat betekent dat hoe hoger de weerstand tegen polijsten is, hoe langer de stroefheid aanhoudt. Voor wat betreft het polijsten is de polijstweerstand, welke wordt beschreven met de PSV-waarde (Polished Stone Value), van belang. Een hoge PSV-waarde betekent dat de microtextuur van het steenslag over lange tijd behouden blijft en dit vertaalt zich in een hoge weerstand tegen slijtage. Voor steenslag geldt een PSV-waarde van 48 (PSV48) voor de wegtypen 4 tot en met 6 en een PSV53 voor middelzwaar belaste wegen met wegtypen 1 tot en met 3. Wanneer grind als toeslagmateriaal wordt toegepast zijn er geen eisen aan de PSV-waarde (PSVNR) gesteld.
De stroefheidseisen bij aanleg moeten tenminste voldoen aan de in tabel 2 vermelde waarden
1) Wanneer een stroefheidseis voor het wegoppervlak van deze verharding wordt gesteld, vermeldt het bestek de eis en meetmethode. 2) ICAO: International Civil Aviation Organisation. | ||
Wegtype volgens CROW-publicatie 147 | Eis bepaald volgens proef 72 methode 2010/50 [-] | Eis bepaald volgens proef 72 methode 2010/70 [-] |
Wegtype 1 - Beton als deklaag | 0,53 | 0,47 |
- Beton nog te voorzien van deklaag van asfalt | - | - |
Wegtype 2 t/m 6 | 0,53 | 5 |
Rotonde1) | - | - |
Kavelpad 1) | - | 7 * |
Fietspad 1) | - | 5 * |
Busstation/bushalte 1) | - | 5 * |
Parkeerplaats/verzorgingsplaats 1) | - | 5 * |
Vliegveldverharding: - Opstelplaats (apron) | Eis en meetmethode volgens ICAO-voorschriften2) | |
- Taxibaan, startbaan |
In het kader van het beheer van betonverhardingen worden voor wegen met gemotoriseerd verkeer de volgende stroefheideisen aangehouden (RAW proef 72, methode 2010/50):
| = 0,45 |
| = 0,38 |
Verbetermethoden voor stroefheid
Als de stroefheid van een betonweg leidt tot stroefheidsproblemen (verbetergrens = 0,38, waarschuwingsgrens = 0,45) zijn verbeteringen noodzakelijk. Een goede methode is de grinding-methode zoals vermeld in paragraaf ‘Verbetermethoden voor vlakheid’.