Vlakheid
De vlakheid van een wegdek is aan te duiden als de maat voor de relatieve afwijkingen ten opzichte van het vooraf gewenste referentieniveau. De vlakheid wordt in het algemeen geschematiseerd met behulp van golven. Het zijn golven die meestal groter zijn dan het contactvlak tussen de band en het wegdek. Afwijkingen van met name de langsvlakheid (onvlakheden) leveren grotere verticale versnellingen aan de inzittenden en de voertuigen. Afwijkingen van de vlakheid leiden dan tot klachten van de weggebruikers (comfort en veiligheid) en tot extra onderhoud en brandstofverbruik van de voertuigen. De dwarsvlakheid heeft met name betrekking op het afvoeren van het oppervlaktewater. Wanneer zich dwarsonvlakheden voordoen, kunnen er plassen ontstaan. Deze kunnen leiden tot onder andere slipgevaar en opspattend water.
De gestelde eisen bij aanleg van de verharding met betrekking tot de vlakheid kunnen worden onderverdeeld in:
- Dwarsvlakheid;
- Langsvlakheid;
- Hoogteverschillen bij constructielangsvoegen.
De vlakheid wordt gemeten met een vaste aluminium rei van 3 m, een rolrei van 3 m of door middel van een viagraaf. De vlakheidseisen zijn afhankelijk van het wegdektype en opgenomen in de Standaard RAW Bepalingen. In tabel 1 is een samenvatting van de eisen opgenomen.
* Wanneer de betonverharding volgens het bestek in handwerk moet worden aangebracht, worden de toegestane afwijkingen met 2 mm verhoogd. | |||
Wegtype volgens CROW-publicatie 147 | Dwarsvlakheid gemeten met vaste rei (evt. rolrei) [mm] | Langsvlakheid gemeten met rolrei (evt. vaste rei) [mm] | Hoogteverschil bij constructielangsvoegen [mm] |
Wegtype 1 - Beton als deklaag | 3 | 3 | 2 |
- Beton nog te voorzien van deklaag van asfalt | 5 | 5 | 2 |
Wegtype 2 t/m 6 | 5 | 5 | 2 |
Rotonde | 5 * | - | 2 |
Kavelpad | 7 * | 7 * | 3 |
Fietspad | 5 * | 5 * | 2 |
Busstation/bushalte | 5 * | 5 * | 2 |
Parkeerplaats/verzorgingsplaats | 5 * | 5 * | 2 |
Vliegveldverharding: - Opstelplaats (apron) | 5 | 5 | 2 |
- Taxibaan, startbaan | 3 | 3 | 2 |
Beton: duurzaam vlak. Belang van goede aanleg
Een betonweg is niet vervormbaar en is derhalve als duurzaam vlak te kenmerken (bijvoorbeeld geen spoorvorming). Vervormingen kunnen echter optreden als gevolg van zettingsverschillen. Door de grote lastspreiding van ongewapende of verdeuvelde betonplaten zijn zettingsverschillen op zeer korte afstanden niet of nagenoeg niet mogelijk. Zettingsverschillen over grotere lengten kunnen wel optreden. Dit hoeft echter niet tot problemen aan de betonverharding te leiden [1]. Het comfort kan daaronder echter wel leiden.
Wanneer echter een betonweg wordt aangelegd, waarbij onvlakheden tijdens de uitvoering zijn ontstaan, dan zullen deze gedurende de gehele levensduur blijven bestaan. Het is daarom van groot belang de betonverharding op een juiste wijze aan te leggen (zie onderdeel ‘Uitvoering betonverhardingen’). Bij machinale aanleg zijn de supersmoother en de sleepplaat uitstekende tools voor een vlak resultaat binnen de gestelde eisen.
Verbetermethoden voor vlakheid
Als de aanleg van een betonweg heeft geleid tot langsonvlakheden bestaat er de mogelijkheid deze te herstellen door middel van grinding, ook wel slijpen genoemd. Hierbij wordt het betonoppervlak bewerkt met een rol diamantzaagbladen, welke op een roterende as zijn geplaatst. Deze rol is op de gewenste verkanting in te stellen, zodat tevens eventuele dwarsonvlakheden worden vereffend.
Bij trapjesvorming is het van belang eerst de oorzaak weg te nemen. Dit kan zijn het oppersen van de (meestal niet-verdeuvelde) platen en daarna eventueel een grinding uitvoeren. Deze onderhoudsmaatregelen komen in het onderdeel ‘Onderhoudsmaatregelen en reparatietechnieken ongewapende cementbetonverhardingen’ aan de orde.