Rotonde luchtfoto

Asfaltdeklagen

  • 18 november 2021
  1. De helderheid van een asfaltdeklaag is te variëren door de keuze van de witheid van het mineraal aggregaat (steen-, zand- en vulstoffractie) en de keuze van het bindmiddel (blank bindmiddel of bitumen) in het mengselontwerp.

    D3040_3-1.jpg

    Figuur 16: Links: SMA-mengsel met een witte steenslag en een zwart bindmiddel (bitumen) ter verhoging van de helderheid van het wegdek. Rechts: Voorbeeld van een witte steenslag.

    D3040_3-2.jpg

    Figuur 17: Asfaltverharding met een blank bindmiddel (bovenzijde afbeelding) en een zwart bindmiddel (onderzijde afbeelding).

  2. De wegdekreflectie (lichtreflectie) is te variëren door de keuze van de verdeling in volumeprocenten van mineraal aggregaat en eventueel bindmiddel. Van belang is de dekkingsgraad aan het oppervlak van het reflecterend mineraal aggregaat ten opzichte van het bindmiddel. Verder is van belang de kleur of tint en de uiteindelijke textuur.

  3. Een grijze steenslag heeft onder vochtige condities over het algemeen een lager helderheidsbehoud nat/droog [%] dan een meer witte steenslag (zie ‘Invloed van natte wegdekken op wegdekreflectie’).

  4. Bij een asfaltverharding met zwarte bitumen moet de bitumenhuid slijten door verkeer en weer, zodat het mineraal aggregaat aan het oppervlak komt. De snelheid van slijten van de bitumenfilm is afhankelijk van de bitumenfilmdikte, de verkeersintensiteit en -samenstelling en klimatologische omstandigheden.

  5. De asfaltdeklaag kan na aanleg nabehandeld worden door bijvoorbeeld schuren, slijpen, borstelen, retexen, planeren of stralen. Hierdoor kunnen de gewenste reflectie-eigenschappen zich initieel manifesteren.

    Het stralen of waterstralen van een asfaltdeklaag zorgt over het algemeen voor de verwijdering van bitumen rond de steenfractie. Optisch gezien wordt op deze manier een wegdek verkregen met een te diffuus lichtbeeld en te weinig spiegeling voor openbare verlichting. Kenmerkend voor een meting aan een gestraald proefstuk of wegdek van een asfaltverharding is een spiegelfactor van S1 < 0,2. Zonder stralen bedraagt de spiegelfactor S1 circa 0,3 tot 1,2.

    Opmerking:
    De keuze voor een juiste nabehandeling is een belangrijk aspect. Voor de acceptatie van wegdekreflectie is van belang dat de verhoogde reflectie-eigenschappen kort na aanleg en voorafgaand aan de openstelling van de weg beschikbaar zijn in combinatie met een economisch verantwoorde prijsstelling.

  6. Bij een nieuw aangelegde asfaltdeklaag met een zwart, al dan niet gemodificeerd, bindmiddel is naast een nabehandeling ook instrooien van een witte, reflecterende steenslag (gradering 1/3) mogelijk. De steenslag wordt bij voorkeur direct achter de balk van de asfaltspreidmachine ingestrooid, dus voor de eerste walsgang. De ingestrooide steenslag kan tevens de benodigde aanvangsstroefheid en remvertraging waarborgen. (bron: Jan Voskuilen (Rijkswaterstaat) et al. “Aanvangsstroefheid ZOAB+? Geen probleem!”)
    D3040_3-3.jpg

    Remvertragingstest na instrooien. (bron: Rijkswaterstaat Marcel Vogel).

    D3040_3-4.JPG

    Instrooien witte steenslag 1/3 vóór eerste walsgang op N388 Provincie Groningen.(bron: Provincie Groningen).

  7. De asfaltdeklaag heeft bij voorkeur een niet te lage en niet te hoge spiegelfactor S1. Bij voorkeur ligt deze tussen 0,3 en 0,9. Deze waarde is gewenst voor een gelijkmatig beeld bij openbare verlichting en voor het reduceren van overmatige spiegel- en glanseffecten door zonlicht in tegenlichtsituaties.

  8. Er is een relatie tussen de mate van lichtreflectie van het wegdek en de warmtehuishouding in de asfaltverharding (zie ‘Wegdekreflectie en temperatuur’). Deze hangt af van de verhouding steenslag en bindmiddel. Dit effect is van belang voor de civiele eigenschappen, zoals spoorvorming en vermoeiing/veroudering.
    D3040_3-5.jpg

    Figuur 18: Model voor warmtemanagement van een wegverharding op basis van reflectie, emissie en convectie van licht- en infraroodstraling (golflengtebereik circa 380 tot 1.200 nanometer).