Verbreden van asfaltverhardingen
De meeste ervaring met betonnen wegverbredingen aan asfaltconstructies is niet in Nederland, maar in Duitsland opgedaan. Het ‘Landesbetrieb Strassenbau’ in Nordrhein-Westfalen past bij zwaarbelaste verkeersaders altijd een betonnen rechterrijstrook met een vluchtstrook toe. Het beton wordt uitgevoerd in ongewapend, tweelaags beton met een uitgeborsteld oppervlak. Voor de minder zwaarbelaste ‘snelle’ linksgelegen rijstroken wordt een asfaltconstructie toegepast. Deze zogenaamde ‘Schwarz-weiss-bau’ wordt bij reconstructies (nieuwbouw) en bij verbreding van bestaande constructies toegepast (aanbreien).
De verbredingsconstructie van het Landesbetrieb Strassenbau in Nordrhein-Westfalen heeft zich door ervaring sinds de jaren tachtig ontwikkeld tot een duurzame verharding [16]. Bij de eerste verbredingen zorgde vocht, dat door de voegen intrad en opgesloten raakte, voor erosieproblemen. Lang werd gedacht dat er geen vochtprobleem zou ontstaan als de voegen maar goed dicht werden gehouden, maar de praktijk wees anders uit. De onderspoeling veroorzaakte holten, ongelijke ligging en resulteerde uiteindelijk in scheurvorming. Ook uittredend water bij de lage langsvoeg zorgde voor problemen.
Constructieaanpassingen aan de langsvoeg waren nodig om intredend vocht uit de constructie te verwijderen. Tussen de asfalt- en de betonconstructie wordt een 150 mm brede drainagekoker geplaatst (zie figuur 5 en 6). De drain staat in directe verbinding met de ongebonden steenfundering zodat het water direct kan worden afgevoerd. Beide figuren hebben betrekking op een reconstructie, waarbij naast een verbreding in cementbeton de asfaltverharding wordt vernieuwd.
Bij nieuwbouw wordt in de regel eerst het betondeel aangebracht en daarna het asfalt. De drainagekoker wordt bij deze constructiewijze in een sparing in de bitumineuze onderlaag gelegd. Het verticale betonvlak van de langsvoeg wordt met bitumen ingestreken om het te verduurzamen en om aanhechting te voorkomen. Als het asfalt is aangebracht wordt de langsvoeg opgezaagd, waarna een bitumineuze voegafdichting wordt aangebracht. Maatregelen om te zorgen dat beide rijstroken niet uiteendrijven zijn niet nodig. Wanneer een verbreding tegen een bestaande rijstrook van asfalt wordt aangebreid, wordt het asfalt recht afgezaagd en wordt de drainage onder het betonnen deel aangebracht. Op de drainagekoker wordt een strook filterdoek geplaatst om vervuiling tijdens de uitvoering te voorkomen.
Ook in Nederland zijn op veel plaatsen cementbetonverhardingen tegen asfaltbetonverhardingen aangebracht. Vaak gaat het om busbanen, maar er is ook ervaring met invoeg- en uitrijstroken van autosnelwegen. Deze verhardingen gedragen zich goed; slechts in een enkel geval is extra onderhoud aan de langsvoeg uitgevoerd. De ervaring leert ook dat bij aansluitingen van asfalt op betonverhardingen geen speciale maatregelen nodig zijn. Aandachtspunten voor de aansluiting op de bestaande verharding zijn:
- Ter plaatse van de aansluiting een drainage kokeroptenemen, die in verbinding staat met een waterdoorlatende fundering en een onderlaag. Vochtinsluiting en -ophoping worden zo voorkomen, waardoor erosie geen kans krijgt.
- Wanneer een asfaltverharding wordt verbreed met een betonverharding, zijn geen extra voorzieningen nodig om de stroken aan elkaar te verbinden. Betonstroken daarentegen worden altijd met elkaar verbonden om uiteendrijven te voorkomen.
- Uit oogpunt van duurzaamheid is de langsnaad af te dichten met een voegvulmassa.
De wijdte van de langsvoeg is een punt van aandacht wanneer er sprake is van restzettingen. De voegwijdte tussen de verbreding en de bestaande weg mag in de gebruiksfase veiligheidshalve niet meer dan 20 mm bedragen en er mag geen hoogteverschil ontstaan. Door de voegen te koppelen ontstaat er geen hoogteverschil en wordt de wijdte beperkt. Geringe restzettingen
De dwarshelling van de bovenzijde van de weg moet binnen een marge van ± 1,5% van de referentie-ontwerplijn blijven. Dit zijn relatief geringe verplaatsingen, die gemakkelijk kunnen worden opgenomen.
Bij grotere restzettingen zijn geotechnische maatregelen nodig. Een mogelijk alternatief is een modulair prefabsysteem op een fundering van heipalen. Het systeem van ‘ModieSlab’ kan eveneens als verbreding worden uitgevoerd. De elementen worden in de fabriek geproduceerd, naar het werk vervoerd en ter plaatse gemonteerd en gesteld. Het is een snelle bouwwijze voor nieuwbouw en/of verbredingen in met name zettinggevoelige gebieden.