Verbreding van een autosnelweg met een rechterrijstrook en vluchtstrook
Deze casus bestaat uit het verbreden van een autosnelweg voorzien van een asfaltverharding. De verbreding wordt aan de rechterzijde van de rijbaan aangebracht. Een autosnelweg moet baanbreed een uniforme draagsterkte hebben.
Bij een aantal autosnelwegen is de draagsterkte van de vluchtstrook geringer dan de bereden rijstroken. In dit voorbeeld is aangenomen dat de vluchtstrook niet geschikt is om dienst te doen als toekomstig zwaarstbelaste rijstrook. Door het opnemen van de vluchtstrook en het aanleggen van een nieuwe verharding hoeven de overige rijstroken niet extra te worden versterkt. Nadat de vluchtstrook is opgenomen, wordt een 7,0 m brede verbreding met een rijstrook en een vluchtstrook aangebracht.
In deze casus worden twee varianten vergeleken. Namelijk een verbreding in asfaltbeton en een verbreding in doorgaand gewapend beton met een deklaag van zoab. Ongewapende betonverhardingen worden op autosnelwegen niet toegepast vanwege de meestal vereiste zoab-deklaag.